UV-filters

Zonnebrandcrème is onmisbaar om de huid te beschermen tegen de zomerzon. De werkzame bestanddelen in zonnebrand – de UV-filters – zorgen ervoor dat schadelijke ultraviolette straling de huid niet kan beschadigen. Maar wist je dat dezelfde UV-filters ook in allerlei andere consumentenproducten zitten? In deze blog leggen we op een toegankelijke, medisch-informatieve manier uit wat UV-filters zijn, hoe ze werken, in welke producten ze voorkomen, welke mogelijke gezondheidsrisico’s en milieu-effecten eraan verbonden zijn, en welke UV-filters als veilig worden beschouwd.

Wat zijn UV-filters en hoe werken ze?

UV-straling en bescherming: UV-filters zijn chemische stoffen die ultraviolette (UV) straling van de zon tegenhouden. UV-straling – met name UVA (lange golf) en UVB (korte golf) – kan de huid ernstig beschadigen, variërend van verbranding en vroegtijdige huidveroudering tot DNA-schade die kan leiden tot huidkanker. Door UV-filters in zonnebrandmiddelen aan te brengen, verminder je deze schadelijke effecten en bescherm je de huid tegen zonnebrand en langetermijnschade.

Organisch vs. anorganisch: Er bestaan grofweg twee soorten UV-filters: organische (ook wel “chemische” filters genoemd) en anorganische (ook wel “minerale” of “fysische” filters genoemd)​ Organische UV-filters zijn koolstofverbindingen die UV-straling absorberen en omzetten in warmte. Voorbeelden zijn stoffen als octinoxaat en oxybenzone. Anorganische UV-filters daarentegen zijn vaste minerale deeltjes (meestal titaniumdioxide of zinkoxide) die UV-licht reflecteren en verstrooien als kleine spiegeltjes op de huid​ (In werkelijkheid absorberen mineralen ook een deel van de UV-stralen, maar hun voornaamste werking is het licht weerkaatsen.) Het netto-effect is bij beide typen hetzelfde: de UV-straling wordt onschadelijk gemaakt voordat het de huidcellen kan bereiken.

Voor- en nadelen van beide types: Beide typen UV-filters beschermen dus tegen UV, maar er zijn praktische verschillen. Organische filters zijn vaak kleurloos en laten zich makkelijk verwerken in lotions of sprays zonder een witte waas op de huid achter te laten. Ze hebben meestal 20-30 minuten nodig om in de bovenste huidlaag te trekken en effectief te worden. Minerale filters werken daarentegen direct als een beschermend laagje op de huid. Nadeel was traditioneel dat ze een wit laagje geven (denk aan witte zinkzalf); al worden tegenwoordig vaak nano-fijn gemalen mineralen gebruikt om dit te verminderen. We komen later terug op de veiligheid van die nanodeeltjes.

Waar worden UV-filters in gebruikt?

UV-filters worden allang niet meer alleen in zonnebrandcrèmes toegepast. Ze duiken op in tal van alledaagse producten – soms om de gebruiker tegen UV te beschermen, maar vaak ook om het product zélf te beschermen tegen afbraak door zonlicht​. Enkele belangrijke toepassingen zijn:

  • Zonnebrandmiddelen en cosmetica: Uiteraard zitten UV-filters in zonnebrandcrèmes (SPF-producten) om de huid te beschermen. Maar ze worden ook onbedoeld door consumenten gebruikt via allerlei cosmetische en verzorgingsproducten. UV-filters worden namelijk toegevoegd aan make-up (foundations, lippenbalsems), dagcrèmes, shampoos, handcrèmes en zelfs haarlak en handgels​. Dit gebeurt soms om een beetje SPF-bescherming te bieden, maar ook om te voorkomen dat het product zelf beschadigt of verkleurt door zonlicht​. Met andere woorden: je kunt UV-filters op je huid krijgen zonder dat je bewust zonnebrand gebruikt, simpelweg via je dagelijkse cosmetica

  • Kleding en textiel: Ook textiel kan behandeld zijn met UV-werende middelen. Sommige UV-werende kledingstukken (bijvoorbeeld zwemkleding voor kinderen of outdoor-kleding) hebben een coating met UV-filters of bevatten nano-deeltjes titaniumdioxide in de vezels om UV-straling te blokkeren​. Daarnaast hebben met name technisch textiel zoals autostoel-bekleding, zonwering (luifels) en buitententen vaak UV-stabilisatoren om materiaaldegeneratie door zon te voorkomen​. Overigens wordt UV-bescherming in kleding ook bereikt door dichtgeweven stoffen zonder chemische toevoegingen, maar sommige fabrikanten gebruiken dus wel degelijk chemische UV-filters in de textielafwerking.

  • Kunststoffen en speelgoed: Veel plastic producten bevatten UV-absorbers om verkleuring en bros worden door zonlicht tegen te gaan. Denk aan buitenmeubilair, maar ook speelgoed. Verrassend genoeg worden in kunststof speelgoed (vooral bedoeld voor binnen) behoorlijk hoge concentraties UV-stabilisatoren gevonden​. Zo is in onderzoek een UV-filter aangetroffen tot wel ~5% van het gewicht van sommige plastic speelgoedonderdelen​. Daarnaast kunnen in de coating of opdruk van speelgoed UV-filterende stoffen zitten; zo is benzofenon tot ~1,4% gevonden in de verflaag van plastic speelgoed. Dit gebeurt om speelgoed dat aan licht blootstaat mooier te houden, maar betekent wel dat kinderen via contact of hand-mondgedrag sporen van deze chemicaliën binnen kunnen krijgen.

  • Verf, lak en coatings: Niet alleen plastic, ook verf en lak kan UV-blockers bevatten. Auto-lak, bootlak en houtcoatings voor buiten bevatten vaak UV-absorberende toevoegingen zodat de kleur niet vervaagt en het materiaal niet degradeert door zonlicht. Hoewel dit nuttig is voor de levensduur van bijvoorbeeld een geverfde schutting, kunnen zulke UV-filters bij verwering of schuren in het milieu terechtkomen. (In industriële coatings worden soms andere types UV-stabilisatoren gebruikt, zoals hinderde aminen, die we hier verder buiten beschouwing laten​.

  • Verpakkingsmaterialen (voedselverpakkingen): UV-filters en UV-absorbers worden ook toegevoegd aan kunststoffen verpakkingen – bijvoorbeeld plastic flessen of folie – om zowel de verpakking als het voedsel of cosmetica erin te beschermen tegen UV-licht​. Het doel is hier dus om bederf of kwaliteitsverlies (bijv. verkleuring) van het product door zonlicht te voorkomen. Echter, onderzoek toont aan dat deze stoffen kunnen migreren uit de verpakking naar het voedsel of de drank erin​. In analyses van PET-flessen is een scala aan UV-filterende stoffen teruggevonden, en ook zijn bijvoorbeeld benzofenon-1 en benzofenon-3 gedetecteerd in diverse plastic voedingsverpakkingen​. Dit betekent dat we via ons eten en drinken kleine hoeveelheden UV-filters kunnen binnenkrijgen wanneer deze in de verpakking aanwezig zijn.

(Daarnaast zijn er nog meer niches: zo worden UV-filters gebruikt in sommige schoonmaak- en onderhoudsproducten (bv. autowax met UV-bescherming), in bepaalde lijmen en in inkten voor bijv. posters of affiches om verkleuren te voorkomen. De hierboven genoemde categorieën zijn echter de meest relevante voor consumenten.)

Mogelijke gezondheidsrisico’s van UV-filters

Zowel de cosmetica-industrie als toezichthouders (zoals de EU en FDA) benadrukken dat toegelaten UV-filters in de voorgeschreven concentraties veilig zijn in gebruik. Het gebruik van zonnebrandmiddelen heeft enorme gezondheidsvoordelen omdat het huidkanker en andere UV-schade voorkomt – dat moeten we niet vergeten. Toch zijn er de afgelopen jaren vragen gerezen over mogelijke ongewenste effecten van bepaalde UV-filters op de gezondheid. Hieronder bespreken we de belangrijkste zorgen, waarbij we nuance geven over wat wel en niet bekend is.

  • Allergische huidreacties: Een bekend nadeel van sommige organische (chemische) UV-filters is dat ze contactallergie kunnen veroorzaken. Dit betekent dat bij een klein deel van de gebruikers een allergisch eczeem ontstaat op de huid na het aanbrengen van bijvoorbeeld zonnebrand. Met name oxybenzone (ook bekend als benzofenon-3) is in de dermatologie berucht als een veelvoorkomende contactallergeen en kan bovendien fotoallergische reacties geven (allergie die optreedt onder invloed van zonlicht)​. Ook andere chemische filters zoals octinoxaat en oxybenzone zijn gedocumenteerd als veroorzakers van allergisch contacteczeem bij gevoelige personen. Goed nieuws: De minerale UV-filters – zinkoxide en titaandioxide – geven géén dergelijke allergische reacties​. Wereldwijd zijn er geen gevallen bekend van contactallergie door deze fysieke filters, waardoor dermatologen ze vaak aanraden als veilig alternatief voor mensen die allergisch reageren op chemische zonnebrandmiddelen​. Overigens kunnen ook andere ingrediënten in een zonnebrand (zoals bepaalde conserveermiddelen, emulgatoren of parfumstoffen) tot huidirritatie of allergie leiden, maar die staan los van de UV-filters zelf.

  • Hormoonverstorende effecten: Een punt dat veel media-aandacht heeft gekregen is de vraag of sommige UV-filters werken als hormoonverstoorders (endocrine disruptors). Laboratoriumstudies en dierproeven hebben namelijk laten zien dat bepaalde chemische UV-filters een oestrogene of anderszins hormonale activiteit kunnen hebben​. Zo zijn er aanwijzingen dat stoffen als oxybenzone (BP-3), octinoxaat (ethylhexyl methoxycinnamaat), octocryleen en 4-methylbenzylideen kamfer (4-MBC) in celproeven of bij proefdieren de werking van hormonen nabootsen of verstoren​. In 2015 werden deze (en nog enkele verwante stoffen) door onderzoekers in Denemarken aangemerkt als “verdacht hormoonverstorend” voor mens en milieu​. Betekent dit dat je door het insmeren met zonnebrand hormoonverstoring oploopt? Waarschijnlijk niet of nauwelijks. Hoewel er zorgwekkende signalen zijn uit preklinisch onderzoek, is het wetenschappelijke bewijs bij mensen voor daadwerkelijke gezondheidsschade beperkt en niet eenduidig. Uit een recent systematisch onderzoek van alle menselijke data bleek bijvoorbeeld dat blootstelling aan oxybenzone (BP-3) of octinoxaat (OMC) niet geassocieerd is met verminderde vruchtbaarheid, hormoonspiegels of problemen in de ontwikkeling van baby’s​. Er waren wel enkele studies die een verband suggereerden tussen BP-3 in het lichaam en bijvoorbeeld veranderingen in schildklierhormoon of puberteitsleeftijd, maar die resultaten waren tegenstrijdig tussen onderzoeken​. De conclusie van de onderzoekers was dan ook dat er geen hard causaal verband is aangetoond en dat meer onderzoek nodig is om te bepalen of er bij mensen subtiele hormonale effecten optreden​. Met andere woorden: bepaalde UV-filters kunnen in theorie hormoonachtige effecten hebben, maar tot nu toe is niet bewezen dat de hoeveelheden waaraan consumenten worden blootgesteld via normaal gebruik van cosmetica daadwerkelijk schadelijke hormoonverstoringen veroorzaken​. Toch blijft dit onderwerp een focus van onderzoek – zeker gezien het feit dat deze stoffen ook in milieu en voedselketen terechtkomen (waardoor men de totale ‘cocktail’ aan blootstelling wil begrijpen).

  • Opname in het lichaam (systemische blootstelling): Een relevante vraag is of UV-filters via de huid in ons lichaam kunnen doordringen. Bij minerale filters is dit eenvoudig: de deeltjes zinkoxide en titaandioxide zijn vrij groot en blijven op de huid liggen. Studies hebben aangetoond dat zelfs nanodeeltjes van deze mineralen niet door de intacte huidbarrière heen komen​. Zo vond een EU-beoordeling geen enkel bewijs dat nano-zinkoxide de levende huidlaag bereikt bij vrijwilligers – de deeltjes blijven in of op de buitenste dode huidlaag zitten​. Bij organische filters daarentegen is bekend dat een deel wel door de huid wordt opgenomen. Recente klinische tests door de FDA toonden bijvoorbeeld aan dat diverse chemische filters (oxybenzone, octocryleen, enz.) na insmeren in meetbare concentraties in het bloed verschijnen. Dat klinkt eng, maar op zichzelf is het niet zo ongewoon: veel cosmetische ingrediënten en medicijnen die op de huid worden aangebracht, komen enigszins in de bloedsomloop. Belangrijker is de vraag of die hoeveelheden kwaad kunnen. Zoals hierboven besproken is daar geen duidelijk bewijs voor echte schade. Wel bevestigen biomonitoringsonderzoeken dat we blootstelling hebben: in moedermelk en urinemonsters van mensen zijn sporen van UV-filters gevonden​. Zelfs bij Deense kinderen die ’s winters geen zonnebrand gebruikten, werd oxybenzone in de urine gedetecteerd, wat erop wijst dat ze via andere bronnen (bijv. cosmetica of voedsel) binnenkregen​. Het goede nieuws is dat deze stoffen meestal snel door het lichaam worden afgebroken en uitgescheiden​. Toch adviseren sommige experts om bij zwangere vrouwen, baby’s en jonge kinderen – uit een overvloed aan voorzichtigheid – liever minerale filters te gebruiken, om elke onnodige systeemopname te vermijden. Maar nogmaals: het gebruik van geen bescherming en wél verbranden levert een bewezen risico op (huidkanker), terwijl het risico van minieme opname van UV-filters vooral theoretisch is.

(Overige gezondheidspunten: Er is weleens gesuggereerd dat bepaalde UV-filters kankerverwekkend zouden kunnen zijn. Hier is echter geen overtuigend bewijs voor. Integendeel, door UV-filters te gebruiken verlaag je juist je risico op huidkanker drastisch. Sommige filters (zoals PABA in het verleden) bleken onpraktisch of irriterend en zijn daarom uit de gratie geraakt, maar de huidige toegestane filters zijn uitgebreid getest op toxiciteit. Al met al worden zonnebrandmiddelen door dermatologen als veilig en essentieel beschouwd – de besproken aandachtspunten leiden vooral tot bijsturing naar de veiligste opties, niet tot het vermijden van zonbescherming.)

Milieu-impact van UV-filters

Naast effecten op de mens is er de laatste jaren veel aandacht voor wat UV-filters doen in het milieu. Want wat gebeurt er met al die chemische stofjes nadat we ze op onze huid smeren? Uiteindelijk komen ze in de natuur terecht – via zwemmen in zee of meer, via het afspoelen onder de douche (en lozing met afvalwater), of via het weggooien van geimpregneerde materialen.

In water en wildlife: Veel UV-filters zijn slechts langzaam biologisch afbreekbaar en hebben de neiging zich op te hopen in het aquatisch milieu omdat ze vetoplosbaar zijn. Onderzoek heeft verschillende veelgebruikte filters teruggevonden in oppervlaktewater, in sediment en zelfs in levende organismen. Zo zijn residuen van zonnebrandfilters aangetoond in vissen en zeezoogdieren; bijvoorbeeld is de UV-filter octocryleen gedetecteerd in dolfijnen​. Doordat deze stoffen zich in de voedselketen kunnen ophopen (bioaccumulatie) zouden ze waterdieren potentieel kunnen schaden. Sommige UV-filters bleken in labonderzoek op waterorganismen een hormonale invloed te hebben – vergelijkbaar met wat men in zoogdieren zag – waardoor bij visjes bijvoorbeeld de voortplanting of groei verstoord raakte. Het is moeilijk om zulke effecten in het open ecosysteem direct te meten, maar de aanwezigheid van de stoffen is inmiddels onomstotelijk. Zo is in biota (waterdieren) wereldwijd benzofenon-3 (oxybenzone) aangetroffen, en zijn sporen van allerlei zonnebrandfilters gevonden in zeevruchtendieren en koraalriffen​

Koraalriffen en tropische wateren: Een milieuprobleem dat veel aandacht heeft gekregen, is de impact van bepaalde zonnebrandfilters op koraalriffen. Koraal is zeer gevoelig voor chemische veranderingen in het water. Studies laten zien dat met name oxybenzone (BP-3) en octinoxaat (OMC) schadelijk zijn voor het koraal in concentraties die gemeten zijn bij populaire zwemstranden​. Een veel geciteerd onderzoek uit 2016 toonde aan dat oxybenzone leidt tot misvormingen in koraallarven, DNA-schade en afwijkende groei van het skelet bij jonge koralen​.  Octinoxaat blijkt in zeewater te kunnen afbreken tot benzofenon, een stof die koraalcellen beschadigt​. Bovendien maakt blootstelling aan deze stoffen koralen gevoeliger voor bleaching (het massaal verliezen van de symbiotische algen, waardoor het koraal verbleekt en kan afsterven)​. Een andere veelgebruikte UV-filter, benzofenon-2 (BP-2), is in labonderzoek zelfs al in zeer lage concentraties dodelijk voor koraallarven en veroorzaakt verbleking​. Dit is alarmerend omdat koraalriffen ecologisch én economisch van groot belang zijn en toch al onder druk staan door klimaatverandering en vervuiling. Om deze reden hebben sommige toeristische regio’s maatregelen genomen: de staat Hawaii en het eiland Key West (Florida) hebben bijvoorbeeld verkoop van zonnebrand met oxybenzone en octinoxaat verboden om hun koraalriffen te beschermen. Ook andere gebieden (bijv. Palau, Bonaire) hanteren inmiddels zulke “reef safe” reguleringen. Tegelijkertijd is het belangrijk te beseffen dat de bijdragen van zonnebrand aan koraalsterfte relatief klein zijn vergeleken met grote factoren als oceaanopwarming. Concentraties gemeten in open water zijn doorgaans in de orde van microgrammen per liter, wat onder de drempel ligt waarvan acute toxiciteit is bekend​. Sommige experimenten die koralen schade lieten zien, gebruikten hogere dosissen dan in realistische scenario’s voorkomen​. Desalniettemin geldt: elke extra stressfactor voor koraal is ongewenst, en de niet-afbreekbaarheid van deze stoffen betekent dat ze zich op kunnen stapelen in drukbezochte baaien. Daarom pleiten wetenschappers voor het gebruik van milieuvriendelijkere alternatieven en vooral voor het nemen van bredere maatregelen om de oceanen gezond te houden​.

(Overigens beperken de milieuzorgen zich niet tot de oceaan. UV-filters zijn ook in meren en rivieren aangetroffen en kunnen daar effecten hebben op bijvoorbeeld algen of waterinsecten. Daarnaast is aangetoond dat sommige UV-filters niet volledig uit ons drinkwater gefilterd worden in de zuivering, waardoor minuscule resten in kraanwater kunnen zitten. De concentraties zijn zeer laag, maar dit illustreert hoe wijdverspreid deze chemicaliën geraken. Onderzoekers kijken daarom zowel naar ecotoxicologische effecten (op waterleven) als naar mogelijke impact van chronische blootstelling bij de mens via milieu. Vooralsnog zijn acute milieurisico’s vooral geconcentreerd rond koraalriffen en mogelijk afgesloten zwemwater.)

Relatief veilige UV-filters: zinkoxide en titaniumdioxide

Zijn er dan UV-filters die nergens problemen geven? Helaas is geen enkele stof volmaakt, maar twee filters komen erg dicht in de buurt: zinkoxide (ZnO) en titaniumdioxide (TiO₂). Deze minerale filters worden algemeen beschouwd als de veiligste keuze voor zowel mens als milieu. We zetten hun eigenschappen op een rij:

  • Geen allergie en huidirritatie: Zoals eerder genoemd veroorzaken ZnO en TiO₂ in tegenstelling tot organische filters géén allergische reacties​. Deze mineralen zijn inert en worden al decennia gebruikt (denk aan klassieke zinkzalf) zonder noemenswaardige incidenten. Ze zijn zelfs geschikt voor de meest gevoelige huidtypes en voor babyhuid. Dermatologen raden bij patiënten met zonneallergie steevast aan om over te stappen op producten met alleen deze fysieke filters​.

  • Minimale opname in het lichaam: De deeltjes ZnO/TiO₂ blijven op de huid en dringen niet door tot in het lichaam. Uit zowel het Deense onderzoek als diverse andere studies blijkt dat titaniumdioxide niet door de huidbarrière heen gaat​. Daarom achtte de EU het niet eens nodig een gedetailleerde risicocalculatie te doen voor TiO₂ in zonnebrand – de stof komt simpelweg niet in de bloedbaan​. Zelfs in nanovorm (waarbij de deeltjes tientallen malen kleiner zijn dan een haarbreedte) tonen experimenten geen significantie penetratie door intacte huid. Zinkoxide-nanodeeltjes gedragen zich vergelijkbaar: ze blijven voornamelijk in de dode hoornlaag van de huid steken en komen niet terecht in de levende cellen eronder. Dit betekent dat de kans op systemische effecten of hormoonverstoringen door deze minerale filters verwaarloosbaar is vergeleken met sommige chemische filters.

  • Breedspectrum bescherming: Zinkoxide en titaniumdioxide hebben van nature een breed UV-spectrum. Titaniumdioxide is zeer effectief in het tegenhouden van UVB-stralen (die verbranden veroorzaken), terwijl zinkoxide vooral sterk is in het UVA-bereik (die huidveroudering en diepe DNA-schade geven)​. In moderne formules worden ze vaak gecombineerd zodat ze samen zowel UVA als UVB vrijwel volledig blokkeren. Dit breedspectrumkarakter is een voordeel ten opzichte of sommige enkelvoudige chemische filters die bijvoorbeeld alleen UVB of alleen UVA dekken en daarom in combinatie gebruikt moeten worden.

  • Fotostabiliteit: Mineralen zijn stabiel in zonlicht – ze breken niet af onder UV. Veel organische filters degraderen gedeeltelijk na uren blootstelling aan fel zonlicht en kunnen dan effectiviteit verliezen (of zelfs reactieve bijproducten vormen). Fysieke filters hebben dit probleem niet: ze behouden hun werking. (Wel kunnen ze mechanisch van de huid verdwijnen door zweten of zwemmen, dus net als bij elke zonnebrand moet je regelmatig opnieuw smeren.)

  • Milieuprofiel: Ook voor het milieu gelden minerale filters als vriendelijker keuze. Doordat ze niet oplossen in water en niet biologisch actief zijn, hebben ze minder impact op waterorganismen. Je hoort vaak de term “reef-safe” of rifvriendelijk voor zonnebrandproducten op basis van zink- en titaandioxide. In gebieden met koraalriffen adviseren natuurbeschermingsorganisaties toeristen om over te stappen op deze minerale zonnebrandmiddelen om het koraal te ontzien. Wetenschappers plaatsen wel een kanttekening: “reef-safe” is geen harde garantie​. Ook minerale producten bevatten vaak allerlei additieven, en de nanodeeltjes kunnen afhankelijk van oppervlaktecoatings mogelijk andere effecten hebben in de zee​. Echter, in vergelijking met oxybenzone en aanverwanten zijn de mineralen aanzienlijk minder toxisch voor koralen en ander zeeleven, zo is de consensus​. Bovendien zakken de vaste deeltjes waarschijnlijk sneller naar de bodem en worden ze niet opgenomen door organismen, terwijl organische filters in oplossing blijven en door vissen en koralen worden geabsorbeerd. Al met al zijn ZnO en TiO₂ dus de meer milieubewuste keuze als het gaat om UV-bescherming.

Gegeven al deze voordelen kiezen veel mensen met een gevoelige huid of met ecologische bezwaren voor zonnebrand op basis van minerale filters. Dergelijke producten zijn inmiddels breed verkrijgbaar. Let wel op: ze kunnen iets moeilijker uit te smeren zijn en een lichte witte waas geven, al wordt dat door nieuwe formuleringstechnieken steeds minder zichtbaar.

Conclusie: verstandig omgaan met UV-filters

UV-filters spelen een onmisbare rol in het beschermen van onze huid tegen de gevaren van zonnestraling. Tegelijkertijd moeten we bewust zijn van mogelijke neveneffecten voor gezondheid en milieu. Sommige chemische UV-filters kunnen bij daarvoor gevoelige personen allergie veroorzaken of vertonen in het lab hormoonverstorende eigenschappen – dit verdient nader onderzoek en waar mogelijk preventieve maatregelen (zoals keuze voor alternatieven). Daarnaast hebben bepaalde filters aantoonbaar negatieve gevolgen in kwetsbare ecosysteem, vooral koraalriffen, wat geleid heeft tot regelgeving en een roep om “reef-friendly” zonnebrand. Gelukkig zijn er goede opties om veilig te blijven genieten van de zon én de risico’s te minimaliseren. Minerale filters zoals zinkoxide en titaandioxide bieden uitstekende bescherming zonder bekende nadelige gezondheidseffecten​ en vormen een milieuvriendelijker keuze​. Het is dus aan te raden om bij dagelijkse cosmetica of zonnebrand te letten op de ingrediënten. Voor de gemiddelde consument geldt: gebruik vooral voldoende zonnebescherming, want onbeschermde UV-blootstelling is bewezen schadelijk. Mocht je zorgen hebben over bepaalde filters, dan kun je kiezen voor producten met veilige filters of een fysieke UV-barrière (bijvoorbeeld kleding en schaduw). Zo houd je een gezonde balans tussen het genieten van de zon en het beschermen van jezelf en de natuur.

Literatuurlijst

Danish Environmental Protection Agency. (2015). Survey and health assessment of UV filters (Survey of chemical substances in consumer products No. 142). https://www2.mst.dk/Udgiv/publications/2015/04/978-87-93352-82-7.pdf

Ekstein, S. F., & Hylwa, S. (2023). Sunscreens: A review of UV filters and their allergic potential. Dermatitis, 34(3), 176–183. https://doi.org/10.1097/DER.0000000000000963

European Commission. (2020). Scientific Committee on Consumer Safety (SCCS) opinions on UV filters. https://ec.europa.eu/health/system/files/2021-11/sccs_o_040.pdf

European Food Safety Authority (EFSA). (2005). Opinion related to 2-Isopropyl thioxanthone (ITX) and 2-ethylhexyl-4-dimethylaminobenzoate (OD-PABA) in food contact materials. EFSA Journal, 203, 1–15. http://www.efsa.europa.eu/en/efsajournal/pub/293.htm

European Food Safety Authority (EFSA). (2009). Toxicological evaluation of benzophenone. EFSA Scientific Opinion, adopted 14 May 2009. http://www.efsa.europa.eu/de/scdocs/doc/1104.pdf

European Food Safety Authority (EFSA). (2012). Guidance on selected default values. EFSA Journal, 10(3), 2579. http://www.efsa.europa.eu/de/search/doc/2579.pdf

Fent, K., Zenker, A., & Rapp, M. (2010). Widespread occurrence of estrogenic UV-filters in aquatic ecosystems in Switzerland. Environmental Pollution, 158(5), 1817–1824. https://doi.org/10.1016/j.envpol.2010.01.014

Giulivo, M., Saçan, M. T., Fernández, M. F., & Beatriz, S. (2016). Occurrence and behavior of UV filters in the environment: A review. Science of the Total Environment, 565, 568–578. https://doi.org/10.1016/j.scitotenv.2016.04.032

Gago-Ferrero, P., Díaz-Cruz, M. S., & Barceló, D. (2012). An overview of UV-absorbing compounds (organic UV filters) in aquatic biota. Analytical and Bioanalytical Chemistry, 404(9), 2597–2610. https://doi.org/10.1007/s00216-012-6294-2

Krause, M., Klit, A., Jensen, M. B., Søeborg, T., Frederiksen, H., Schlumpf, M., Lichtensteiger, W., Skakkebæk, N. E., & Drzewiecki, K. T. (2012). Sunscreens: Are they beneficial for health? An overview of endocrine-disrupting properties of UV-filters. International Journal of Andrology, 35(3), 424–436. https://doi.org/10.1111/j.1365-2605.2012.01280.x

Zenker, A., Schmutz, H., & Fent, K. (2008). Simultaneous trace determination of nine organic UV-absorbing compounds (UV filters) in environmental samples. Journal of Chromatography A, 1202(1), 64–74. https://doi.org/10.1016/j.chroma.2008.07.097

Völkel, W., Colnot, T., Schauer, U. M., Broschard, T. H., Dekant, W. (2006). Toxicokinetics and biotransformation of 3-(4-methylbenzylidene)camphor in rats after oral administration. Toxicology and Applied Pharmacology, 216(2), 331–338. https://doi.org/10.1016/j.taap.2006.06.007

WHO. (2014). The known health effects of UV. Ultraviolet Radiation and the INTERSUN Programme. https://www.who.int/uv/faq/uvhealtfac/en/

Denkt u dat u een allergie heeft?

Bij aanhoudende klachten is het belangrijk om dit te bespreken met uw huisarts of specialist. Met een verwijzing kunt u bij ons terecht voor allergieonderzoek.

We helpen u graag verder — zonder lange wachttijden.