Voedselallergie vs voedselintolerantie

Veel mensen gebruiken de term voedselallergie ten onrechte voor allerlei klachten na het eten van bepaald voedsel. In werkelijkheid is er een belangrijk onderscheid tussen een echte allergie, waarbij het immuunsysteem betrokken is, en een intolerantie, waarbij dat niet zo is​. Beide kunnen vervelende symptomen geven, maar de onderliggende oorzaak en de ernst verschillen aanzienlijk. In deze blog leggen we begrijpelijk uit wat voedselallergie en voedselintolerantie precies inhouden, hoe ze van elkaar verschillen, welke voorbeelden veel voorkomen, en hoe artsen de diagnose stellen en behandelen. We bespreken ook enkele recente wetenschappelijke inzichten, zodat je een diepgaand maar toegankelijk beeld krijgt van dit onderwerp.

Wat is een voedselallergie?

Een voedselallergie is een abnormale reactie op voedsel die wordt veroorzaakt door het immuunsysteem. Wetenschappelijk wordt een voedselallergie gedefinieerd als “een nadelig gezondheidseffect door een specifieke immuunreactie, die reproduceerbaar optreedt bij blootstelling aan een bepaald voedingsmiddel”​. Met andere woorden: het afweersysteem ziet een onschadelijk voedselbestanddeel (meestal een eiwit) ten onrechte als een indringer en valt het aan. Dit kan een reeks aan symptomen veroorzaken die kort na het eten optreden.

IgE-gemedieerde en niet-IgE-gemedieerde allergieën

Niet alle voedselallergieën verlopen via exact hetzelfde mechanisme. De meeste bekende voedselallergieën zijn IgE-gemedieerd: hierbij produceert het lichaam IgE-antistoffen tegen het betreffende voedsel. Zodra je dat voedsel eet, binden deze IgE-antilichamen aan het voedselallergeen en triggeren ze mestcellen om histamine en andere stoffen vrij te maken. Dit leidt vaak binnen enkele minuten tot twee uur tot acute symptomen, zoals: huiduitslag (netelroos), jeuk, zwelling van lippen of ogen, benauwdheid door zwelling in de keel of astma, misselijkheid en braken. In ernstige gevallen kan een IgE-gemedieerde allergie een anafylactische shock veroorzaken – een levensbedreigende reactie met bloeddrukdalingen en ademhalingsproblemen​. Zelfs een heel kleine hoeveelheid van het allergeen kan al zo’n ernstige reactie uitlokken, omdat het immuunsysteem meteen alarm slaat.

Er zijn echter ook niet-IgE-gemedieerde voedselallergieën. In die gevallen is het eveneens het immuunsysteem dat reageert op voedsel, maar spelen IgE-antistoffen geen rol. In plaats daarvan veroorzaken andere immuuncellen (zoals bepaalde witte bloedcellen) de klachten. Deze reacties zijn meestal vertraagd – uren tot zelfs dagen na het eten – en geven vaak meer gelokaliseerde symptomen. Zo kunnen niet-IgE-allergieën zich bijvoorbeeld uiten als chronische maag-darmklachten of huidsymptomen (zoals eczeem) in plaats van acute anafylaxie. Coeliakie (glutenziekte) is een bekend voorbeeld: dit is een auto-immuunreactie in de darm op gluten (een graaneiwit) en geen IgE-gemedieerde allergie, maar het is wel het immuunsysteem dat schade aanricht​. Andere voorbeelden zijn bepaalde voedselallergieën bij zuigelingen die maag-darmontstekingen veroorzaken, of eosinofiele oesofagitis (een allergische ontsteking van de slokdarm) – deze zijn vaak ook niet-IgE-gemedieerd. Het onderscheid tussen IgE- en niet-IgE-gemedieerde allergieën is belangrijk, omdat IgE-reacties typisch acuut en potentieel levensgevaarlijk zijn, terwijl niet-IgE-reacties subtieler en chronischer kunnen verlopen​. Beide vallen echter onder de noemer “allergie” omdat het telkens het immuunsysteem is dat de klachten veroorzaakt.

Wat is een voedselintolerantie?

Een voedselintolerantie is een lichamelijke reactie op voedsel waarbij het immuunsysteem níet betrokken is. In de officiële definities wordt voedselintolerantie omschreven als een niet-immuungerelateerde reactie op voeding, bijvoorbeeld door metabole, enzymatische, toxische of farmacologische mechanismen​. Simpel gezegd betekent dit dat het lichaam het betreffende voedsel niet goed kan verwerken of er overgevoelig op reageert, zonder dat er antistoffen of immuuncellen aan te pas komen. Omdat het immuunsysteem niet “op scherp” staat, is een intolerantie geen echte allergie, al worden de termen in de praktijk soms door elkaar gehaald.

De oorzaken van voedselintoleranties lopen uiteen. Een veelvoorkomende oorzaak is een enzymtekort of stofwisselingsprobleem. Een klassiek voorbeeld is lactose-intolerantie: hierbij mist iemand (gedeeltelijk) het enzym lactase in de darm om lactose (melksuiker) af te breken. Onverteerde lactose wordt dan door darmbacteriën vergist, wat leidt tot gasvorming, een opgeblazen gevoel, buikkrampen en diarree. Deze symptomen kunnen erg vervelend zijn, maar een intolerantie zoals lactose-intolerantie is oncomfortabel maar niet gevaarlijk – er treedt geen immuunreactie of anafylaxie op​. Andere voorbeelden van enzymatische intoleranties zijn problemen met het verteren van bepaalde koolhydraten (zoals fructosemalabsorptie) of erfelijke stofwisselingsziekten (bijvoorbeeld phenylketonurie, waarbij het aminozuur fenylalanine niet mag worden gegeten – een zeldzame aandoening).

Naast enzym- en stofwisselingsproblemen kunnen ook farmacologische of chemische reacties onder intoleranties vallen​. Sommige mensen reageren gevoelig op cafeïne (in koffie, thee) of op natuurlijke stoffen zoals histamine of salicylaten in voeding. Een voorbeeld is histamine-intolerantie: hierbij leidt het eten van histaminerijke voedingsmiddelen (zoals oude kaas, rode wijn of gefermenteerde producten) tot klachten als hoofdpijn, roodheid en hartkloppingen, vermoedelijk doordat de afbraak van histamine in het lichaam niet adequaat verloopt. Dit is geen allergie – het lichaam maakt geen antistoffen ertegen – maar de symptomen komen door een teveel aan histamine dat als het ware een mild vergiftigingseffect geeft. Ook intoleranties voor bepaalde voedingsadditieven komen voor: zo kunnen sulfiethoudende conserveringsmiddelen (bijv. in wijn of gedroogd fruit) bij gevoelige personen astma-aanvallen of andere klachten uitlokken zonder dat er een allergisch mechanisme is​. Dit laatste is een uitzondering waarbij een intolerantiereactie toch vrij ernstig kan zijn (sulfiet kan bijvoorbeeld bij astmapatiënten levensbedreigende benauwdheid veroorzaken), maar immunologisch gezien is het nog steeds geen IgE-allergie.

Belangrijk onderscheid: Bij intoleranties is de hoeveelheid van het verdragen voedsel vaak van belang. Meestal geldt: een kleine hoeveelheid veroorzaakt geen of milde klachten, maar een grotere hoeveelheid wel. Iemand met lactose-intolerantie kan bijvoorbeeld vaak zonder problemen een scheutje melk in de koffie verdragen, maar krijgt klachten na het drinken van een heel glas melk. Bij een echte allergie daarentegen kan zelfs een spoortje van het allergeen al voldoende zijn om een heftige reactie uit te lokken​

Tot slot wordt de term glutenintolerantie vaak in de volksmond gebruikt, maar dat kan op twee verschillende dingen duiden. Allereerst is er coeliakie, zoals eerder genoemd, een auto-immuunziekte (dus géén eenvoudige intolerantie) waarbij gluten in de voeding een immuunreactie opwekken die de dunne darm beschadigt. Daarnaast zijn er mensen zonder coeliakie of allergie die toch klachten melden bij het eten van glutenhoudende producten – dit wordt niet-coeliakie glutengevoeligheid genoemd. De mechanismen daarvan zijn nog onderwerp van onderzoek; een hypothese is dat zulke mensen eigenlijk reageren op moeilijk verteerbare koolhydraten (FODMAPs) in tarwe in plaats van op gluten zelf​. In elk geval is duidelijk dat ook hier het immuunsysteem niet de hoofdrolspeler is, en daarom rekent men dit tot de intoleranties en niet tot de allergieën.

Verschillen tussen allergie en intolerantie

Bron: Food Allergy and Intolerance: A Narrative Review on Nutritional Concerns.

Samengevat zijn dit de belangrijkste verschillen tussen een voedselallergie en een voedselintolerantie:

  • Betrokken systeem: Bij een allergie reageert het immuunsysteem abnormaal op een onschuldige voedselstof – het lichaam maakt antistoffen (zoals IgE) of activeert immuuncellen​. Bij een intolerantie is er géén immuunrespons; de reactie ontstaat door een niet-immuun mechanisme, bijvoorbeeld een enzymtekort, rechtstreekse prikkeling of een chemisch effect​
  • Symptomen en snelheid: Allergische reacties treden meestal snel op (vaak binnen enkele minuten tot één à twee uur na blootstelling bij IgE-allergieën) en kunnen meerdere organen treffen: huid (jeuk, galbulten), luchtwegen (niezen, piepen), darmen (braken, diarree) en zelfs de bloedsomloop (anafylactische shock)​. Intolerantieklachten verschijnen vaak geleidelijker of pas bij grotere hoeveelheden en beperken zich meestal tot bepaalde organen (bijvoorbeeld darmen bij lactose-intolerantie met gas en diarree, of hoofdpijn bij histamine-overgevoeligheid). Intoleranties zijn doorgaans niet levensbedreigend​.
  • Hoeveelheid drempel: Bij allergieën kan al een uiterst kleine hoeveelheid van het trigger-voedsel een reactie veroorzaken – er is in principe geen veilige drempel. Bij intoleranties speelt de dosis een grote rol: kleine beetjes worden vaak verdragen, terwijl grotere hoeveelheden klachten geven​. Iemand met fructose-intolerantie kan bijvoorbeeld wat fruit wel aan, maar krijgt problemen als hij heel veel fruit of frisdrank in één keer consumeert.
  • Diagnostische tests: Voor allergieën bestaan er medische tests die de immuunreactie kunnen aantonen, zoals huidpriktesten of bloedonderzoek voor allergeen-specifiek IgE. Deze tests zijn positief bij allergie en helpen de verdachte trigger te identificeren​. Bij intoleranties daarentegen zijn allergietesten negatief. De diagnose intolerantie wordt meestal gesteld op basis van het klinische verhaal, door bepaalde voedselgroepen tijdelijk weg te laten en te kijken of de klachten verbeteren, en eventueel met specifieke onderzoeken (bijvoorbeeld een ademtest).
  • Behandeling en risico’s: Een allergie vereist doorgaans strikte vermijding van het betreffende voedsel en een paraatheid voor noodgevallen. Mensen met ernstige voedselallergieën dragen vaak een adrenaline-auto-injector (epinefrinepen) bij zich, voor het geval ze per ongeluk blootgesteld worden en een anafylactische reactie krijgen​. Bij een intolerantie ligt de nadruk op dieetmanagement: kleine hoeveelheden kunnen soms nog wel, of er zijn hulpmiddelen (zoals enzympreparaten) om het voedsel beter te verdragen. Het is meestal niet nodig om het voedsel volledig en levenslang te mijden, tenzij het om iets als coeliakie gaat (waarbij wel strikte eliminatie nodig is, maar dat is zoals gezegd een immuunreactie en geen gewone intolerantie).

Voorbeelden van veelvoorkomende voedselallergieën

Verschillende voedingsmiddelen kunnen allergische reacties uitlokken, maar een handvol daarvan is verantwoordelijk voor het merendeel van de voedselallergieën. In de wetenschap wordt vaak gesproken over de “Grote Acht” allergenen, die wereldwijd de meest voorkomende problemen geven bij gevoelige personen​. Veelvoorkomende voedselallergieën zijn onder andere:

  • Pinda’s en boomnoten: Allergie voor pinda’s (die tot de peulvruchten behoren) is een van de meest voorkomende en potentieel ernstige voedselallergieën. Ook noten van bomen – zoals walnoten, cashewnoten, amandelen, hazelnoten – kunnen sterke allergische reacties geven. Pinda- en notenallergie beginnen vaak op jonge leeftijd en houden in veel gevallen het hele leven aan. Ze staan bekend om het risico op anafylaxie (bijvoorbeeld na het eten van een spoortje pinda kan iemand met een zware allergie al in shock raken). Om die reden moeten mensen met deze allergie zeer waakzaam zijn; pindasporen kunnen verborgen zitten in allerlei voedingsmiddelen.
  • Koemelk (melkeiwit): Koemelkallergie komt vooral voor bij baby’s en jonge kinderen. Het immuunsysteem reageert dan op de eiwitten in melk, wat kan leiden tot braken, diarree, huiduitslag of zelfs groeivertraging bij de kleintjes. Gelukkig groeit een groot deel van de kinderen hier overheen tegen de tijd dat ze een jaar of 3 à 5 zijn. Koemelkallergie is iets anders dan lactose-intolerantie: bij de allergie reageert het immuunsysteem op het eiwit (caseïne of wei) en treedt er bijvoorbeeld netelroos of piepende ademhaling op, terwijl bij intolerantie het melksuiker niet verteerd wordt en alleen darmklachten ontstaan.
  • Kippeneieren: Ei-allergie komt ook voornamelijk bij kinderen voor. Het eiwit van het ei (met name in het wit) is vaak de boosdoener. Symptomen kunnen variëren van huiduitslag en galbulten tot ademhalingsproblemen. Veel kinderen ontgroeien ei-allergie op latere leeftijd. Voor hen geldt soms dat goed verhit ei (zoals in cake) wel verdragen wordt, maar licht gekookt ei niet – dit heeft te maken met het gedeeltelijk afbreken van allergene eiwitten door hitte.
  • Vis en schaaldieren: Visallergie en schaaldierallergie (bijvoorbeeld voor garnalen, krab, kreeft, mosselen) komen vaker op latere leeftijd tot uiting. Iemand kan jarenlang probleemloos vis of garnalen hebben gegeten en opeens een allergie ontwikkelen. Deze allergieën hebben de neiging levenslang te blijven bestaan. Schaaldieren (en weekdieren zoals inktvis of schelpdiertjes) zijn een veelvoorkomende oorzaak van voedselanafylaxie bij volwassenen​. Ook hier geldt dat zelfs minuscuul kleine hoeveelheden (bijvoorbeeld kruisbesmetting via keukengerei) al gevaarlijk kunnen zijn voor iemand met een ernstige schaal- of schelpdierallergie.
  • Soja en tarwe: Soja-allergie zien we geregeld bij jonge kinderen, vooral bij degenen die ook een melkallergie hebben (sommige zuigelingenvoeding op sojabasis kan problemen geven). Vaak wordt soja beter verdragen naarmate het kind ouder wordt. Tarwe-allergie (voor tarwe-eiwitten) komt minder vaak voor, maar bestaat wel – dit is iets anders dan coeliakie of glutenintolerantie. Tarwe-allergie treedt doorgaans op in de kindertijd en kan ook huid-, ademhalings- en darmklachten geven. Veel kinderen ontgroeien tarwe-allergie rond de schoolleeftijd. Gluten zit overigens niet alleen in tarwe maar ook in rogge, gerst en spelt; bij tarwe-allergie specifiek reageert men op tarwe-eiwitten, terwijl iemand met coeliakie op het gluten in al die granen reageert.

Uit epidemiologische gegevens blijkt dat de allergieën voor pinda, noten, melk, ei, tarwe, soja, vis en schaaldieren het vaakst voorkomen en verantwoordelijk zijn voor het gros van ernstige reacties​. Uiteraard zijn ook andere voedingsmiddelen mogelijk allergenen (bijvoorbeeld kiwi, sesamzaad, mosterd, vlees, enz.), maar die zijn veel zeldzamer of vaak beperkt tot mildere klachten. Daarnaast bestaan er bijzondere vormen van voedselallergie zoals het orale allergie syndroom – dat is een milde allergische reactie (jeuk of zwelling in de mond) bij het eten van bepaalde verse fruit- of groentesoorten, veroorzaakt door kruisreacties bij mensen met hooikoorts. Dit syndroom is IgE-gemedieerd (het is een vorm van allergie), maar doorgaans niet gevaarlijk en beperkt tot de mond en keel.

Voorbeelden van veelvoorkomende voedselintoleranties

Net zoals bij allergieën zijn er talloze voedingsmiddelen die intolerantieklachten kunnen geven. Hier een aantal vaak voorkomende intoleranties en overgevoeligheden:

  • Lactose-intolerantie: Dit is veruit een van de bekendste voedselintoleranties. Lactose is de melksuiker in zuivelproducten. Mensen met lactose-intolerantie hebben te weinig van het enzym lactase, dat in de dunne darm lactose afbreekt. Hierdoor blijft lactose onverteerd en wordt het in de dikke darm door bacteriën gefermenteerd. Typische klachten zijn een opgeblazen gevoel, winderigheid, buikpijn en waterige diarree, meestal binnen enkele uren na het consumeren van lactosebevattende voeding (zoals melk, roomijs of milkshakes). Lactose-intolerantie begint vaak op adolescenten- of volwassen leeftijd, wanneer de natuurlijke lactaseproductie afneemt. Hoeveel lactose iemand kan verdragen verschilt: sommigen krijgen al klachten van een scheut melk, terwijl anderen zonder problemen yoghurt of een glas melk kunnen nuttigen. Zoals eerder genoemd is lactose-intolerantie ongevaarlijk – er treedt geen allergische shock op, alleen lokaal in de darm is er ongemak​. Overigens verschilt de prevalentie wereldwijd sterk: in Azië en Afrika komt lactose-intolerantie bij het merendeel van de volwassen bevolking voor, terwijl in Noord-Europa een groot deel van de mensen wel lactose kan verteren vanwege genetische lactasepersistentie.
  • Gluten(over)gevoeligheid: Bij coeliakie – de gluten-immuunziekte – is de enige optie een strikt glutenvrij dieet. Maar er is ook een groep mensen zonder coeliakie die toch meent klachten te krijgen van gluten. Deze niet-coeliakie glutengevoeligheid (oftewel glutenintolerantie in de losse zin van het woord) is geen allergie en geen auto-immuunziekte. Typische symptomen zijn opgeblazen gevoel, buikpijn, wisselende ontlasting, vermoeidheid of hersenmist na het eten van glutenhoudende producten. Omdat er geen duidelijke biologische markers voor zijn, is het een lastig te definiëren aandoening. Sommige studies suggereren dat bij veel van deze mensen andere stoffen in tarwe de boosdoener zijn, met name de FODMAPs (fermenteerbare koolhydraten) zoals fructanen​.
  • Fructosemalabsorptie: Fructose is een fruitsuiker die in fruit, honing en bepaalde zoetstoffen voorkomt. Sommige mensen hebben een beperkte capaciteit om fructose op te nemen in de dunne darm. Het overschot aan fructose gaat dan naar de dikke darm en veroorzaakt vergelijkbare symptomen als lactose-intolerantie: gas, krampen en diarree. Fructosemalabsorptie (ook wel fructose-intolerantie genoemd, niet te verwarren met de zeldzame erfelijke fructose-intolerantie) komt geregeld voor en kan getest worden met een waterstof-ademtest. Mensen met deze gevoeligheid moeten vaak oppassen met zeer fructoserijke producten zoals frisdranken gezoet met high fructose corn syrup (HFCS) of grote porties vruchtensap.
  • Histamine-intolerantie: Histamine is een stof die in het lichaam voorkomt (als onderdeel van allergische reacties) maar ook in veel voedingsmiddelen zit, vooral als ze gefermenteerd of gerijpt zijn. Voorbeelden zijn oude kazen, rode wijn, bier, zuurkool, visproducten die niet helemaal vers zijn, en bepaalde verfermenteerde sauzen. Normaal breekt een enzym (DAO, diamineoxidase) in de darm het teveel aan histamine uit voeding af. Bij histamine-intolerantie is die afbraak vertraagd of de inname erg hoog, waardoor histamine zich opstapelt. Het effect lijkt dan een beetje op een allergische reactie, maar zonder immunologisch mechanisme: men kan last krijgen van roodheid (blozen), jeuk, hoofdpijn of migraine, hartkloppingen, neusverstopping of diarree. Deze diagnose is lastig objectief te stellen; vaak wordt hij vermoed op basis van klachten en het effect van een histaminearm dieet.
  • Overgevoeligheid voor additieven: Verschillende voedingsadditieven (kleurstoffen, conserveermiddelen, smaakversterkers) zijn in verband gebracht met intolerantie-achtige reacties bij daarvoor gevoelige individuen. Een bekend voorbeeld is sulfiet, een conserveermiddel dat wordt gebruikt in wijn, gedroogd fruit en sommige verpakte voedselproducten. Bij astmatische personen kan sulfiet in voeding acute benauwdheid veroorzaken doordat het direct prikkelend werkt op de luchtwegen (geen IgE-allergie, maar een reflexmatige reactie)​. Ook mononatriumglutamaat, een smaakversterker, heeft een reputatie om bij sommige mensen het zogenaamde “Chinees restaurant-syndroom” te geven: hoofdpijn, roodheid, zweten en hartkloppingen na een maaltijd met veel MSG. Wetenschappelijk is het lastig te bewijzen, maar anekdotisch melden mensen deze klachten.

Zoals je ziet, is het palet aan voedselintoleranties erg breed. In alle gevallen geldt: het immuunsysteem is er niet direct bij betrokken. Om deze reden zijn er geen eenvoudige huid- of bloedtesten die al deze intoleranties kunnen aantonen – de klachten en uitlokkers variëren per individu. Een gestructureerde aanpak met een eliminatie-provocatie dieet (een tijdje weglaten en daarna weer toevoegen van verdachte voeding) onder begeleiding van een diëtist of arts is vaak de beste manier om uit te zoeken welke voedingsmiddelen je wel of niet verdraagt. Ook specifieke testen zoals een waterstof-ademtest kunnen helpen bij de diagnose van bepaalde intoleranties (bijvoorbeeld voor lactose of fructose)​.

Behandeling en omgang: wat kun je doen?

Behandeling van voedselallergie

Bij de diagnose voedselallergie is de eerste en belangrijkste stap in de behandeling: het vermijden van het voedsel waarvoor je allergisch bent. Dit klinkt simpel, maar in de praktijk vergt het vaak aanpassingen in leefstijl en dieet. Allergenen kunnen “verborgen” zitten in bewerkte producten of onder andere namen op etiketten voorkomen. Iemand met pinda-allergie moet bijvoorbeeld opletten bij Aziatische gerechten (waar vaak pindasaus of -olie in zit), gebak (sporen van noten/pinda), sauzen, snacks, etc. Leven met een voedselallergie betekent etiketten lezen en bij twijfel navragen. Gelukkig is in veel landen, waaronder Nederland, allergenen-labeling wettelijk verplicht: op verpakte voedingsmiddelen moeten de 14 belangrijkste allergenen (zoals pinda, melk, ei, gluten, soja, noten, vis, schaaldieren, enz.) duidelijk vermeld staan. Dit helpt allergische personen om bewuste keuzes te maken.

Naast het vermijden is het hebben van een noodplan essentieel voor mensen met een ernstige allergie. Dit houdt in dat je weet wat te doen bij een per ongeluk blootstelling die tot een reactie leidt. Vaak krijgt de patiënt door de allergoloog een actieplan mee. Hierop staat bijvoorbeeld: bij milde symptomen (alleen huidklachten) een antihistaminicum tablet nemen; bij ernstigere symptomen (bijvoorbeeld ademhalingsproblemen, moeilijk slikken, flauwvallen) direct een adrenaline-auto-injector gebruiken en 112 bellen. Adrenaline (epinefrine) is het belangrijkste levensreddende medicijn bij anafylaxie – het zorgt ervoor dat de bloedvaten zich weer vernauwen en de zwelling in de luchtwegen vermindert, waardoor de ernstige reactie wordt gekeerd. Allergologen raden dan ook aan dat alle patiënten met een risico op anafylaxie altijd hun epinefrinepen bij zich dragen.

Voor sommige allergische patiënten, met name kinderen, is er gelukkig kans dat de allergie na verloop van tijd verdwijnt. Dit geldt het meest voor melk- en ei-allergie: een meerderheid van de kinderen zal op schoolleeftijd deze allergieën ontgroeien. Pinda- en notenallergieën zijn daarentegen vaak blijvend, hoewel recente cijfers suggereren dat een klein deel van de kinderen ook pinda-allergie kan ontgroeien in de tienerjaren. Reguliere controle bij de allergoloog kan uitwijzen of de gevoeligheid afneemt – soms wordt dan een gecontroleerde voedseluitdovingstest gedaan om te kijken of het voedsel weer geïntroduceerd kan worden in het dieet.

Behandeling van voedselintolerantie

Omdat bij voedselintolerantie het probleem niet in een “fout” van het immuunsysteem zit maar eerder in de verwerking van voedsel, ziet de aanpak er anders uit. Dieetmanagement is hierbij het sleutelwoord. In de praktijk betekent dit: ontdekken wat je persoonlijke tolerantiegrens is en je eetpatroon daarop aanpassen.

Bij een intolerantie is het gelukkig zelden nodig om iets helemaal nooit meer te eten (uitzondering: coeliakie, wat strikt glutenvrij vereist). Vaak kun je met slimme trucs en matiging nog gewoon gevarieerd blijven eten:

  • Iemand met lactose-intolerantie kan bijvoorbeeld overschakelen op lactosevrije melk en yoghurt – deze zijn enzymatisch voorbehandeld zodat de lactose al is gesplitst. Harde kazen bevatten van nature heel weinig lactose en worden vaak goed verdragen. Daarnaast zijn er lactasepilletjes of druppels verkrijgbaar die je kunt innemen bij of toevoegen aan lactosebevattend eten; deze leveren het ontbrekende enzym zodat je toch van een ijsje of milkshake kunt genieten zonder buikpijn.
  • Bij fructosemalabsorptie wordt aangeraden om niet in één keer grote hoeveelheden fructoserijk voedsel te nemen. Verspreid fruitconsumptie over de dag en combineer fruit eventueel met iets van eiwit of vet, zodat de opname vertraagt. Erg fructoserijke producten zoals frisdrank met high-fructose siroop kun je beter laten staan.
  • Wie glutensensitief is maar geen coeliakie heeft, kan uitzoeken of het vooral tarwe is die klachten geeft of ook andere bronnen van gluten (gerst, rogge). Sommigen voelen zich beter met een glutenarm dieet, al is dit niet zo strikt als bij coeliakie. Soms volstaat het beperken van geraffineerde tarweproducten (witbrood, pasta) en overschakelen op bijvoorbeeld spelt of haver – maar dit verschilt per individu. Het FODMAP-beperkte dieet, onder begeleiding van een diëtist, kan helpen ontdekken of fructanen (in tarwe) of misschien lactose of andere FODMAPs de echte triggers zijn. Op basis daarvan kun je het dieet gerichter aanpassen.
  • Bij histamine-intolerantie is de aanpak om histaminerijke voeding zoveel mogelijk te vermijden of te verminderen. Dat betekent oppassen met gerijpte kazen, gefermenteerde producten, alcohol (met name rode wijn en bier), en sterk bewerkte of niet verse vis/vlees. Vers voedsel bevat doorgaans minder histamine. Er bestaan ook supplementen (DAO-enzymcapsules) die voor de maaltijd ingenomen kunnen worden in een poging de histamine-afbraak te ondersteunen, maar de effectiviteit hiervan verschilt per persoon en is wetenschappelijk nog niet eenduidig aangetoond.
  • In het geval van overgevoeligheid voor voedseladditieven is de remedie natuurlijk vooral om die additieven te mijden. Iemand die gevoelig is voor sulfiet zal bijvoorbeeld wijn moeten laten staan of speciale sulfietvrije wijn zoeken, en gedroogde vruchten zonder sulfiet kiezen.

Over het algemeen is het bij intoleranties verstandig om samen te werken met een diëtist. Die kan helpen om het dieet zo in te richten dat je enerzijds de klachten veroorzakende stof vermijdt of beperkt, maar anderzijds toch alle nodige voedingsstoffen binnenkrijgt

Recente wetenschappelijke inzichten

Zowel op het gebied van voedselallergie als voedselintolerantie staan de ontwikkelingen niet stil. Wetenschappers zijn continu bezig om beter te begrijpen hoe deze reacties ontstaan en hoe we ze kunnen voorkomen of behandelen. Enkele interessante recente inzichten:

  • Stijgende prevalentie van voedselallergie: Uit epidemiologisch onderzoek blijkt dat voedselallergieën de afgelopen decennia meer voorkomen dan voorheen. Vooral in Westerse landen is een toename gezien bij kinderen, én blijkt dat veel allergieën hardnekkiger blijven bestaan op volwassen leeftijd dan vroeger werd gedacht​. Waar eerder veel kinderen hun allergie ontgroeiden, zien we nu relatief meer volwassenen die nog kampen met bijvoorbeeld pinda- of notenallergie. Er is ook een toename in allergieën die op latere leeftijd pas beginnen​. De redenen hiervoor zijn onderwerp van onderzoek. Eén theorie is de zogenaamde hygiëne-hypothese: doordat we in onze moderne samenleving minder blootgesteld worden aan bacteriën en infecties in de jeugd, zou ons immuunsysteem minder “getraind” worden en eerder de neiging hebben om onschuldige stoffen (zoals voedsel of pollen) aan te vallen als waren het vijanden​. Factoren zoals kleinere gezinnen, meer binnen zitten, antibiotica-gebruik en gewijzigde voeding kunnen bijdragen aan deze veranderde immuunontwikkeling. Hoewel deze hypothese niet alle verschijnselen kan verklaren, is het duidelijk dat onze veranderende levensstijl invloed heeft op allergieën

  • Vroege introductie van allergenen bij baby’s: Een van de meest baanbrekende veranderingen in de afgelopen jaren is het inzicht dat we voedselallergieën bij kinderen deels kunnen voorkómen door vroege introductie van allergenen. Jarenlang was het advies om baby’s juist lang geen pinda’s, eieren of andere allergene voeding te geven in de hoop allergie te voorkomen. Nieuw onderzoek heeft dit paradigma op zijn kop gezet. De beroemde LEAP-studie (Learning Early About Peanut) toonde in 2015 aan dat baby’s met een hoog risico op pinda-allergie die al vanaf 4-11 maanden pindaproducten kregen, tot 80% minder kans hadden om daadwerkelijk pinda-allergie te ontwikkelen dan degenen die pinda helemaal vermeden tot hun 5e jaar​.

Conclusie

Voedselallergie en voedselintolerantie mogen dan soms vergelijkbare klachten geven, het zijn fundamenteel verschillende verschijnselen. Bij een allergie reageert het immuunsysteem op een verkeerd alarm, wat tot potentieel ernstige gevolgen kan leiden, terwijl bij een intolerantie het lichaam moeite heeft met het verwerken van bepaalde stoffen, wat vooral ongemak veroorzaakt. Het is belangrijk het onderscheid te kennen: het bepaalt of je naar de allergoloog moet voor noodmedicatie en allergietesten, of dat je beter bij een diëtist kunt aankloppen om je voedingspatroon uit te pluizen.

Heb jij het vermoeden van een voedselallergie of -intolerantie? Ga dan niet zomaar zelf experimenteren, maar zoek professionele hulp. Een arts kan met de juiste tests vaststellen wat er aan de hand is, en een diëtist kan je begeleiden bij een dieet dat zowel de klachten vermindert als volwaardig en genietbaar blijft. Met de juiste kennis en aanpak is het namelijk heel goed mogelijk om ook met een allergie of intolerantie een gezond én lekker leven te leiden.

Literatuurlijst

Allergy & Anaphylaxis Australia. (z.d.). Food intolerance. Australasian Society of Clinical Immunology and Allergy. Geraadpleegd op 3 maart 2025, van https://www.allergy.org.au/patients/food-other-adverse-reactions/food-intolerance

Cleveland Clinic. (z.d.). Food intolerance: Symptoms, causes and management. Geraadpleegd op 3 maart 2025, van https://my.clevelandclinic.org/health/diseases/21688-food-intolerance

Gluten Intolerance Group. (2019, 17 oktober). Gluten sensitivity and FODMAPs. Geraadpleegd op 3 maart 2025, van https://gluten.org/2019/10/17/gluten-sensitivity-and-fodmaps

National Center for Biotechnology Information. (2021). Food allergies and intolerances. PubMed Central. Geraadpleegd op 3 maart 2025, van https://pmc.ncbi.nlm.nih.gov/articles/PMC8152468

National Library of Medicine. (2011). Adverse reactions to foods. PubMed. Geraadpleegd op 3 maart 2025, van https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/21792544

National Library of Medicine. (2024). Recent findings on food allergy rates in infants. PubMed. Geraadpleegd op 3 maart 2025, van https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/38538069