
Een kruisreactie betekent dat je lichaam allergisch reageert op een stof die lijkt op iets waarvoor je al allergisch bent. Je afweersysteem verwart die twee stoffen met elkaar, omdat ze qua structuur op elkaar lijken. Dit gebeurt zowel bij snelle allergieën, waarbij je lichaam IgE-antistoffen aanmaakt (zoals hooikoorts of voedselallergie), als bij langzamere allergieën waarbij T-cellen zorgen voor huidklachten zoals eczeem (bijvoorbeeld bij parfum of metalen).
Paraberksyndroom (appel, hazelnoot, perzik)
Als je hooikoorts hebt voor berkenpollen, maakt je lichaam antistoffen aan tegen een bepaald eiwit in het stuifmeel: Bet v 1. Sommige vruchten en noten, zoals appel (Mal d 1), hazelnoot (Cor a 1) en perzik, bevatten eiwitten die hier sterk op lijken. Je afweersysteem kan die eiwitten niet goed van elkaar onderscheiden, en reageert dus ook op het fruit. Dat heet een kruisreactie. Deze specifieke combinatie noemen we het paraberksyndroom, een vorm van voedselallergie die veel voorkomt bij mensen met hooikoorts.
Bij het paraberksyndroom kun je verschillende klachten krijgen, meestal vlak na het eten van rauw fruit of noten. Vaak gaat het om:
-
Jeuk of een prikkelend gevoel in je mond of keel (dit wordt ook wel het oraal allergiesyndroom genoemd)
-
Een gezwollen tong, lippen of keel
-
Rode, jeukende bultjes op de huid (galbulten)
-
Buikklachten zoals misselijkheid, buikpijn, overgeven of diarree
-
Soms moeite met ademhalen
In zeldzame gevallen kan iemand duizelig worden of flauwvallen door een plotselinge daling van de bloeddruk (anafylactische shock), maar zulke heftige reacties komen gelukkig bijna nooit voor bij deze vorm van allergie.
In onderzoeken krijgt rond 50–70% van de mensen met een allergie voor berkenpollen allergische symptomen bij het eten van dergelijke fruitsoorten. Het gaat dan met name om appels, hazelnoten, perziken en sommige andere rauwe groenten of fruit. Deze kruisallergie is IgE-gemedieerd en treedt dus snel op na contact met het verse voedsel.
Huisstofmijt en schaaldieren
Wist je dat een allergie voor huisstofmijt ook kan zorgen voor een allergische reactie op garnalen of krab? Dat komt door een eiwit dat in beide voorkomt: tropomyosine. Dit eiwit zit in het lichaam van zowel huisstofmijten als schaaldieren zoals garnalen, krab en kreeft. Bij sommige mensen begint het met een allergie voor huisstofmijt — bijvoorbeeld doordat je die inademt via stof in huis. Je afweersysteem maakt dan antistoffen aan tegen tropomyosine uit de mijt. Maar omdat het tropomyosine in garnalen bijna hetzelfde is, ziet je lichaam dat ook als gevaarlijk. Het reageert dus op beide, zelfs als je alleen gevoelig was voor de mijt.
Als je deze kruisallergie hebt, kun je bij het eten van schaaldieren last krijgen van klachten die typisch zijn voor voedselallergie:
-
Jeuk of tinteling in de mond
-
Zwelling van lippen of ogen
-
Rode, jeukende bultjes op de huid (galbulten)
-
Benauwdheid of kortademigheid
In ernstige gevallen kan dit leiden tot een anafylactische reactie, waarbij je bloeddruk daalt en je bewusteloos kunt raken. Dat komt gelukkig niet vaak voor, maar het is wel iets om serieus te nemen.
Uit onderzoek blijkt dat mensen met een allergie voor huisstofmijt vaker ook allergisch zijn voor schaaldieren zoals garnalen of krab. Zelfs in groepen mensen die nooit schaaldieren eten — bijvoorbeeld om religieuze redenen — zijn antistoffen tegen garnalen gevonden. Dat komt doordat je lichaam al gevoelig kan worden voor een eiwit in huisstofmijt, tropomyosine, dat bijna identiek is aan het tropomyosine in schaaldieren. Alleen het inademen van huismijt kan dus genoeg zijn om je lichaam alert te maken op dit eiwit. Tropomyosine is daarmee een zogenaamd pan-allergeen: een stof die voorkomt in verschillende diersoorten (zoals mijten en garnalen) en door je afweersysteem als “dezelfde vijand” wordt gezien. Wetenschappelijke reviews bevestigen dat tropomyosine het belangrijkste gedeelde allergeen is tussen huisstofmijt en schaaldieren.
Latex–fruit syndroom (bananen, avocado, kiwi, kastanje)
Als je allergisch bent voor natuurrubber/latex – zoals in rubberen handschoenen, ballonnen of pleisters – kun je ook een reactie krijgen op bepaalde soorten fruit. Dat komt doordat er in latex eiwitten zitten die sterk lijken op eiwitten in bijvoorbeeld banaan, avocado, kastanje en kiwi. Je afweersysteem maakt antistoffen aan tegen de eiwitten in latex, maar omdat sommige vruchten vrijwel dezelfde eiwitten bevatten, reageert je lichaam daar ook op. Je lichaam ziet die eiwitten als “dezelfde indringer” en gaat opnieuw in de aanval. Dit verschijnsel heet het latex-fruit syndroom, en het is een goed voorbeeld van een kruisallergie via IgE (de snelle antistoffen die ook bij hooikoorts of voedselallergie betrokken zijn). In latex zit een belangrijk eiwit dat heveïne heet (technisch: Hev b 6.02). Dat lijkt erg op een groep eiwitten die voorkomt in sommige vruchten en noten — deze heten klasse I chitinases. Door die gelijkenis kunnen de antistoffen in je lichaam aan beide binden, waardoor je allergisch wordt voor iets waar je nog nooit eerder op reageerde. Uit onderzoek blijkt dat 30 tot 70% van de mensen met een latexallergie ook allergisch reageert op ten minste één van deze fruitsoorten:
-
Banaan
-
Avocado
-
Kiwi
-
Kastanje
Soms komen ook papaja, tomaat of passievrucht voor in deze lijst, maar dat is minder gebruikelijk.
De klachten verschillen per persoon en per hoeveelheid:
-
Milde klachten: jeuk of tintelingen in je mond, keel of op je tong
-
Heftigere reacties: galbulten, zwelling, benauwdheid of zelfs flauwvallen
Gelukkig zijn de reacties op fruit vaak milder dan die op latex zelf, maar er zijn ook ernstige gevallen bekend.
Metaalallergie: nikkel – kobalt – chroom
Veel mensen zijn allergisch voor nikkel. Maar wist je dat je dan ook last kunt krijgen van kobalt of chroom, zelfs als je daar nooit op getest bent? Dat komt doordat deze metalen chemisch op elkaar lijken én vaak samen worden gebruikt in bijvoorbeeld sieraden, knopen of sleutels. Bij deze vorm van allergie speelt een ander deel van je afweersysteem mee dan bij hooikoorts of voedselallergie. Hier zijn het speciale witte bloedcellen, de T-cellen, die het metaal herkennen en een reactie op gang brengen. Dat gebeurt niet meteen, maar meestal een tot twee dagen na contact met het metaal. Dit heet een vertraagde allergie of contacteczeem. Als je T-cellen eenmaal gevoelig zijn voor nikkel, kunnen ze soms ook reageren op andere metalen zoals kobalt of chroom. Dat komt doordat deze metalen in je huid vergelijkbare bindingsvormen aangaan. Je lichaam ziet ze daardoor als “dezelfde indringer”.
Onderzoek laat zien dat:
-
Veel mensen met nikkelallergie óók reageren op kobalt
-
Kobalt en chroom vaak samen met nikkel voorkomen in metalen legeringen
De combinatie nikkel + kobalt de meest voorkomende “dubbele” metaalallergie is
De allergie uit zich meestal als een rode, jeukende huid op de plek waar je in contact kwam met het metaal — vaak pas na 1 of 2 dagen. Voorbeelden:
-
Eczeem onder een broeksknoop of riem
-
Jeuk of uitslag van goedkope oorbellen of horloges
-
Rode plekken bij het dragen van een metalen bril of sleutels in je hand
-
Huidreacties op gelooid leer (zoals schoenen of handschoenen met chroom)
Sommige mensen krijgen ook klachten door tatoeage-inkt (met kobalt of chroompigmenten) of door cement, waar ook chroom in kan zitten.
Contactallergie voor geurstoffen (limoneen, linalool, hydroxycitronellal)
Veel mensen krijgen huidklachten van geurstoffen in verzorgingsproducten zoals parfum, crèmes of deodorant. Dat komt doordat sommige geurstoffen kleine chemische stoffen zijn die allergie op de huid kunnen veroorzaken — dit noemen we contactallergie. Twee bekende voorbeelden zijn limoneen (citrusgeur) en linalool (lavendelgeur). Deze stoffen komen veel voor in natuurlijke etherische oliën en parfums. Op zichzelf geven ze meestal weinig problemen. Maar zodra ze in contact komen met zuurstof — bijvoorbeeld in de lucht of op je huid — veranderen ze van vorm. Ze worden dan geoxideerd, en dat maakt ze juist veel allergener. De nieuwe stoffen die dan ontstaan heten hydroperoxiden, en die kunnen zich hechten aan eiwitten in je huid. Je afweersysteem ziet dit als een bedreiging en reageert met een ontstekingsreactie. Dat gebeurt via speciale afweercellen, de T-cellen. Wat ook belangrijk is: limoneen en linalool lijken qua structuur veel op elkaar. Dus als je gevoelig bent voor de geoxideerde vorm van limoneen, is de kans groot dat je ook reageert op de geoxideerde vorm van linalool. Je afweersysteem maakt dan geen onderscheid tussen die twee. Er zijn ook synthetische geurstoffen die op natuurlijke lijken en die hetzelfde effect kunnen hebben. Een voorbeeld daarvan is hydroxycitronellal, een bloemengeurstof die vaak in parfums zit. Die kan ook op zichzelf al allergieën veroorzaken, en lijkt op andere geurstoffen zoals citronellol of geraniol.
Een allergie voor geurstoffen merk je meestal aan huidklachten op de plekken waar geparfumeerde producten worden gebruikt. Dit uit zich vaak als contacteczeem: je huid wordt rood, gaat jeuken, schilferen of er ontstaan kleine bultjes of blaasjes. Vaak gebeurt dit 1 tot 2 dagen na het gebruik van het product. Dit noemen we een vertraagde allergische reactie.
Waar ontstaan de klachten?
-
Hals of kaaklijn (door parfum of aftershave)
-
Polsen of handen (door crèmes, zeep of aanraking met producten)
-
Gezicht of oksels (door make-up of deodorant)
Vrouwen krijgen vaak klachten bij de hals of kaaklijn door parfum, mannen juist op plekken waar ze aftershave of eau de cologne gebruiken. Handeczeem komt ook veel voor, vooral bij mensen die vaak met verzorgingsproducten in contact komen.
De wetenschap heeft inmiddels duidelijk gemaakt hoe belangrijk deze geurstoffen zijn als veroorzakers van allergie. Daarom worden limoneen- en linaloolhydroperoxiden tegenwoordig apart getest bij allergieonderzoek. Dit helpt om de juiste diagnose te stellen. Ook zijn er nieuwe regels in de maak. De Scientific Committee on Consumer Safety (SCCS) adviseert om sommige geurstoffen met een hoog risico op allergie sterk te beperken of zelfs te verbieden in cosmetica.
Als je een allergie hebt voor geurstoffen, is het belangrijk om goed te kijken naar de ingrediënten op verzorgingsproducten zoals crèmes, deodorants, shampoos, make-up en zelfs schoonmaakmiddelen. Een eerste aanwijzing is het woord “parfum” of “fragrance” op de verpakking. Dit klinkt onschuldig, maar is eigenlijk een verzamelnaam voor soms tientallen geurstoffen. Als je gevoelig bent voor geurstoffen, kun je daarom beter kiezen voor producten waarop staat dat ze parfumvrij of zonder geurstoffen zijn. Sommige geurstoffen zijn bekend als veroorzakers van allergie en moeten verplicht met naam worden vermeld op het etiket. Voorbeelden daarvan zijn limonene, linalool, citronellol, geraniol, eugenol, cinnamal, coumarin en hydroxycitronellal. Als je weet dat je op een van deze stoffen reageert, is het belangrijk om die naam te herkennen en het product te vermijden. Let ook op natuurlijke oliën. Deze worden vaak als veilig of gezond gepresenteerd, maar bevatten juist veel van dezelfde geurstoffen die allergieën kunnen veroorzaken. Lavendelolie, citroenolie, eucalyptusolie en geraniumolie zijn bekende voorbeelden. Ook als een product “natuurlijk” of “biologisch” is, kan het toch klachten geven bij geurallergie. Verder is het goed om op de houdbaarheid van producten te letten. Sommige geurstoffen, zoals limonene en linalool, kunnen na verloop van tijd veranderen door contact met lucht. Dan ontstaan er stoffen die juist extra allergisch makend zijn. Oude parfums of crèmes kunnen daardoor meer klachten geven dan nieuwe. Als je last hebt van een geurallergie, is het daarom slim om geopende producten regelmatig te vervangen.
Literatuurlijst
European Commission Scientific Committee on Consumer Safety. (z.d.). Perfume allergies – How do some substances become allergens? Europese Commissie. https://ec.europa.eu/health/scientific_committees/opinions_layman/perfume-allergies/en/l-3/3-becoming-allergens.htm
Lyons, S. A., Little, D. J., & Lee, A. (2018). The epidemiology and clinical features of crustacean shellfish allergy. Current Allergy and Asthma Reports, 18(1), 1–9. https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/26739402/
Oppel, T., Schnuch, A., & Uter, W. (2018). Fragrance mix I and II in the diagnosis of fragrance contact allergy. Contact Dermatitis, 79(5), 265–276. https://pmc.ncbi.nlm.nih.gov/articles/PMC6040011/
Pitsios, C., Banerjee, S., & Bilo, M. B. (2011). Allergic reactions to fruits in patients allergic to latex. Clinical and Translational Allergy, 1, Article 20. https://pmc.ncbi.nlm.nih.gov/articles/PMC3025318/
Rosa, C., Miguel, M., Barata, C., & Coimbra, A. (2015). Allergic sensitization to airborne allergens in children with respiratory allergy in central Portugal. Allergologia et Immunopathologia, 43(4), 364–370. https://pmc.ncbi.nlm.nih.gov/articles/PMC4482820/
Sánchez‐González, M. J., & Blanca, M. (2002). Pollen-food syndrome in the south of Spain. Allergy, 57(10), 936–940. https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/12023194/
Sartor, F., D’Errico, G., Guzzi, G., Pigatto, P. D., & Ronchi, A. (2017). Titanium allergy: A rare cause of oral and systemic hypersensitivity. International Journal of Immunopathology and Pharmacology, 30(1), 113–116. https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/28401153/